|
||
HET OVERLEVEN VAN DE GEEST | ||
Thomas P. Doyle, J.C.D., C.A.D.C. JAARVERGADERING SNAP (Survivors Network of those Abused by Priests) Chicago, Illinois 13 juli 2008
GEVANGEN IN DE GIFTIGE DAMPEN VAN HET KERKELIJKE MOERAS VOORWOORD In het negende hoofdstuk van de Romeinen heeft de heilige Paulus het over de pijn en het lijden die hij doorstaat door het volgen van zijn roeping: “Broeders en zusters: ik spreek in de waarheid van Christus, ik lieg niet; mijn geweten volgt de Heilige Geest in mijn getuigenis dat ik grote smart en voortdurende angst in mijn hart voel.” Waarom? Omdat precies die mensen die naar de boodschap van Jezus hadden moeten luisteren, ze afwezen. Vele mannen en vrouwen, die met daadkracht en standvastigheid werkten om de crisis door seksueel misbruik binnen de Katholieke kerk te begrijpen en te helen, delen vandaag de pijn en frustratie van Paulus. Pater Thomas Doyle, Dominicaan, priester en kerkelijk rechtsgeleerde, is ongeëvenaard in zijn pogingen om de geest van Jezus bij de slachtoffers van seksueel misbruik door Katholieke geestelijken te brengen. Zijn inspanningen tot heling zijn onuitwisbaar vastgelegd in het verslag van 1985 en doen een oproep aan de bisschoppen van de VS om actie te ondernemen tegen het wijd verspreide probleem van geestelijken – priesters en bisschoppen – die minderjarigen en kwetsbare volwassenen hebben misbruikt en nog steeds seksueel aanranden. Zijn pleidooi om het probleem aan te pakken werd grotendeels genegeerd, omzeild en zelfs beschimpt, tot de crisis in 2002 het niveau van publieke verontwaardiging bereikte, dat hij in het rapport van 1985 had voorspeld. Tom Doyle verklaarde het volgende op 13 juli 2008 op de jaarlijkse bijeenkomst in Chicago van SNAP (The Survivors Network of those Abused by Priests, vereniging van de overlevers van door priesters misbruikten): Velen onder ons, die de weg gingen van misbruik door geestelijken en van de duidelijk onchristelijke manoeuvres van de Kerk, delen hun pijn en strijd. Ik las hun verklaringen over de Katholieke Kerk van de VS in 2008, toen 10% van de Amerikanen zich als “ex-katholiek” beschouwde en 31 percent van de katholiek opgevoede mannen en vrouwen zich als “uit de kerk getreden” benoemde en zo de op één na grootste religieuze groep in de VS uitmaken. Er kan onenigheid bestaan over de oorzaak van dit verschijnsel, maar ongetwijfeld zijn vele katholieken het volkomen eens met Doyle en delen ze zijn gevoelens. INLEIDING Seksueel misbruik van kinderen en minderjarigen door geestelijken die men vertrouwt, heeft een uniek trauma als gevolg. De ruime meerderheid van de slachtoffers zijn toegewijde leden van hun kerkgemeenschap, met een uitzonderlijk groot vertrouwen in de priester en in het religieuze systeem. De heftigheid en de vernietigende gevolgen van het trauma als gevolg van misbruik door priesters zijn rechtstreeks gerelateerd aan de emotionele band tussen slachtoffer en misbruiker. Die band vindt zijn oorsprong in omstandigheden die worden omschreven als “spiritueel”, maar die in werkelijkheid giftig zijn en leiden tot een traumatische relatie waarmee seksueel misbruik gepaard gaat. Er zijn aan het met religie gelieerde trauma twee aspecten die een rechtstreekse impact hebben op de algemene gevolgen van seksueel misbruik door priesters: de emotionele en mentale toestand van het slachtoffer die de ontvankelijkheid voor misbruik rechtstreeks beïnvloeden, en daar bovenop een giftige spiritualiteit die de impact van het misbruik op het slachtoffer bepaalt. Preventie tegen de blijvende gevolgen van het trauma, veroorzaakt door seksueel misbruik door geestelijken, houdt meer in dan de bewustwording van de werkwijze van seksuele roofdieren in priesterkleren. Die preventie moet ook rekening houden met de gecreëerde omstandigheden van religieuze conditionering die na het misbruik leiden tot een gevoel van vervreemding van God én van de samenleving. Preventie op korte termijn moet zich richten tot potentiële slachtoffers, maar ook tot de religieuze systemen of instituten die zowel geestelijken opleiden als hen tewerkstellen. Langetermijnpreventie dient grondig onderzoek te verrichten naar de systemische factoren die seksueel misbruik door geestelijken mogelijk maken en naar de unieke traumatische effecten van dat misbruik op de gelovige slachtoffers. Ik ben katholiek sinds mijn geboorte. Ik werd in 1970 tot priester gewijd. Toen en vele jaren nadien nam ik de leer en wetten van de Katholieke Kerk aan, zonder mij daar ook maar enige vraag bij te stellen. Ik geloofde in de bijzondere leer over de paus, bisschoppen en priesters. Ik geloofde dat de Kerk een antwoord was op een persoonlijke God die op elk moment wist wat ik deed, die gehoor gaf aan mijn gebeden, die diep bezorgd was over de menselijke gedragingen en die ontstemd werd door zonde en zondaars. Die God riep zowel liefde als angst op en gaf ons de zekerheid dat hij zijn wil openbaarde via het bijzondere medium van zijn pauzen en bisschoppen. Ik geloofde dat alles m.b.t. gewaden, rituelen, gebruiken, regels en tradities een wezenlijke plaats had in Gods gemeenschap op aarde. Ik geloofde dat priesters en bisschoppen echt “anders” waren en over bijzondere krachten beschikten die God hen verleende bij hun wijding. Ik was er vast van overtuigd dat dit de enige weg tot God was en de enige waarachtige Kerk. Wie seksueel aangerand werd door katholieke priesters of religieuzen, heeft zowel spitiruele als emotionele en psychologische trauma’s opgelopen. De impact hiervan op de ziel ligt erg gevoelig en wordt met het vorderen van de tijd pijnlijker en slopender. Vele slachtoffers verklaarden dat die spirituele pijn erger was dan de emotionele. Het staat vast dat de aanslag op de geest niet beperkt blijft tot de eigenlijke slachtoffers zelf, maar ook vele anderen wordt indirect schade berokkent. Ouders, echtgenote(s)(n) en broers en zussen zijn de meest vanzelfsprekende betrokkenen, maar het deint uit tot iedereen die de slachtoffers kent, liefheeft en graag ziet. Die geestelijke schade werd ervaren door advocaten, raadgevers, mediamensen en gerechtelijke beroepskrachten die allen in aanraking kwamen met slachtoffers van misbruik door geestelijken. Wat zij zagen en hoorden is een zware aanslag op het spirituele of geloofsstelsel. Mijn opmerkingen zijn gebaseerd op vierentwintig jaar ervaring in gesprekken met slachtoffers van seksueel misbruik door geestelijken. Gedurende al die jaren leerde ik ook de ouders en familie van de slachtoffers kennen en staat hun pijn in mijn ziel gegrift. Uiteindelijk baseer ik mij op mijn eigen ervaring van een lange, veeleisende en vaak pijnlijke strijd om mentaal te overleven. HET OVERLEVEN VAN DE GEEST De meerderheid van de gepubliceerde teksten over priestermisbruik van kinderen verwijst naar de emotionele en psychologische impact van het seksueel misbruik bij alle slachtoffers. Publicaties van Kerk-gerelateerde bronnen hebben het consequent over de gevolgen van priestermisbruik voor de Kerk als instituut en over de problemen en behandeling die de geestelijke daders nodig hebben. De Katholieke Kerk heeft zich als instituut nauwelijks beziggehouden met onderzoek naar de onmiddellijke gevolgen en de gevolgen op de lange termijn van het misbruik op de slachtoffers en heeft nooit georganiseerde pogingen ondernomen om tegemoet te komen aan hun bijzondere pastorale noden. Seksueel misbruik van katholieke kinderen en jongeren door katholieke geestelijken is vooral traumatisch door de verwoestende effecten op de spiritualiteit en religiositeit van het slachtoffer. Het geestelijke trauma waaronder de slachtoffers lijden is complex en beslist niet beperkt tot de onwil om nog deel te nemen aan religieuze liturgische kerkdiensten. Het instituut Kerk is niet in staat om te peilen naar de spiritualiteit die valt buiten het bijwonen van devote evenementen, liturgische diensten, het bedrag van giften of het gedwee aanvaarden van de leer en het gezag van de Kerk.
Seksueel misbruik door katholieke priesters: de maatschappelijke en historische context Seksueel misbruik van kinderen en andere kwetsbare personen door katholieke geestelijken is sinds eeuwen een belangrijk, hoewel beschamend, aspect van de katholieke pastorale cultuur. De onthullingen die in 1984 in de VS bekend werden en een hoogtepunt bereikten met de publicatie in The Boston Globe in 2002, gaven geen beeld van een nieuwe realiteit weer, maar legden integendeel bloot wat zich al eeuwen lang onder de oppervlakte afspeelde. Het meest duistere aspect van het verplichte celibaat was seksuele uitbuiting en misbruik van kinderen, adolescenten en kwetsbare, volwassen mannen en vrouwen. Het vroegste officieel gedocumenteerde voorbeeld van het besef van de Kerk van dergelijk misbruik is te vinden in de canons[1] van de Synode van Elvira in de 4e eeuw. Daarin vinden we de eerste van een reeks wettelijke en tuchtrechtelijke bepalingen of voorschriften die door kerkelijke bronnen werden uitgevaardigd als reactie op schendingen van het gedwongen celibaat. Hoewel er overvloedige bewijzen zijn van priesters die seks bedrijven met vrouwen en jonge meisjes, ging het grootste deel van de wetten over de priesters die jonge jongens seksueel aanrandden. Door de eeuwen heen ontkenden de kerkelijke overheden het seksueel misbruik niet. Er was integendeel een gestage stroom van decreten, tussenkomsten en vermaningen die verschenen sinds de vroege 4e eeuw tot op vandaag. De kerkelijke wetgeving verbood welk seksueel contact ook tussen geestelijken en minderjarigen en in meerdere gevallen werden forse straffen opgelegd aan overtreders of werd daarop aangedrongen. Toen de kerkwetten in 1917 voor het eerst in één wetboek werden samengebracht, werd een canon ingelast die bepaalde dat seksueel contact tussen een geestelijke en een minderjarige van beide geslachten een misdaad was. De voorgeschreven straffen hielden ontslag in, ook laïcisering[2]. Het hedendaagse schandaal richtte zich op twee aspecten van seksueel misbruik door priesters: de werkelijk afwijkende seksuele handelingen gepleegd door verstoorde geestelijken en het uitgebreide beleid van toedekken waarmee de kerkelijke ambtsdragers zich bezig hielden. De huidige kritiek op de kerkhiërarchie omwille van haar rampzalige reactie op de schandalen van misbruik is nooit eerder gezien. Er is weinig bewijsmateriaal uit vorige eeuwen dat wijst op een besef dat oversten die geestelijken de gelegenheid gaven tot misbruik medeplichtig worden geacht aan de schuld voor de misdaad. Petrus Damianus nam een standpunt in tegen de oversten die de andere kant opkeken en twee concilies[3], namelijk het Vierde Lateraans Concilie (1215) en het Concilie van Bazel (1449), legden straffen op aan oversten die geestelijken duldden die hun celibaatsgelofte schonden. De officiële stem van de katholieke kerk heeft het seksueel misbruik door clerici stelselmatig benaderd als een moreel gegeven m.b. t. de wil, in overeenstemming met haar basisleer over de menselijke seksualiteit. Recente pausen noemden priester-misbruikers zondaars en het misbruik zonde. Die benadering had een diepgaande invloed op de manier van verwerking door de misbruikende clerici en door hun slachtoffers. Overeenkomstig de katholieke theologie van boetedoening en vergiffenis, wordt de kerkelijke misbruiker aangemoedigd om zijn zondige handelingen te bekennen, Gods vergiffenis te zoeken en niet meer te zondigen. Slachtoffers worden aangemoedigd om vergeving te schenken aan de misbruikers. Die onrealistische klemtoon ligt niet op het misbruik en de zware destructieve effecten op het slachtoffer, maar op een toekomst waarin het instituut kerk niet in een benarde situatie terechtkomt door het seksueel misbruik. De misvatting om misbruik door priesters louter als een zonde te benaderen, leidt ertoe dat ze als excuus dient om het misdadige van het misbruik door de vingers te zien. Ze dient ook als afleiding van de noodzaak aan verantwoording zowel van de kant van de dader als van het kerkelijk systeem dat de misbruiker opleidde, de gelegenheid gaf en uiteindelijk zijn feiten toedekte. Door na te laten om verder te kijken dan de morele dimensie van seksueel misbruik, is de kerkleiding er niet in geslaagd de complexe en vaak subtiele effecten van het seksueel misbruik op de slachtoffers te begrijpen. In het recente verleden was het niet ongewoon dat clerici bij de slachtoffers aandrongen “het (misbruik) achter zich te laten en verder te gaan met hun leven”. Deze houding is even onrealistisch en naïef als van een dwangmatige pedofiel (die zich aangetrokken voelt tot kinderen tot + 12j.) of efebofiel (die belangstelling heeft voor pubers) te verwachten dat hij “tot inkeer komt en niet meer zondigt”. Katholieke bisschoppen hebben in het algemeen weinig besef van de aard van de seksuele verstoring en nog minder van de vernietigende gevolgen van misbruik voor de slachtoffers. Van vóór 1984 is er geen bewijs dat verenigingen van bisschoppen ooit enige opleiding of vorming over de effecten van misbruik financierden. Tussen 1985 en 2002 werden overal in de VS diverse workshops (studiegroepen) en seminaries over seksueel misbruik door clerici gegeven. Meestal was een psycholoog of psychiater een aanbevolen spreker, maar zij beperkten hun uiteenzetting tot de pathologie van de misbruikers. Uiteenzettingen die door officiële kerkbronnen gefinancierd werden waren uitermate zeldzaam. Historisch gezien is er weinig documentatie over de wijze waarop kerkelijke beambten aan slachtoffers antwoord gaven, als zij überhaupt al antwoordden. Eén studie uit het Italië van de 16e eeuw beschrijft hoe een jongvolwassen slachtoffer van een priester gestraft werd voor zijn deelname aan ongeoorloofde seksuele handelingen. De straf werd evenwel verminderd omdat hij een onwillige deelnemer was. Het uitgangspunt was dat elke seksuele activiteit buiten het huwelijk een ernstige zonde was en dat deelname aan welke seksuele bezigheid ook minstens een graad van vrijwillige instemming inhield. In de plaats van naar de slachtoffers te kijken vanuit een strikt moreel perspectief, is er weinig historisch bewijs van enig bewustzijn van of bezorgdheid voor de emotionele of spirituele impact van misbruik door een geestelijke. Het gebrek aan aandacht voor de noden van slachtoffers duurt tot op de dag van vandaag. Tot op heden zijn er geen initiatieven geweest die gefinancierd werden door gelijk welk officieel katholiek kerkorgaan, van het Vaticaan tot het niveau van de bisdommen, om de impact van misbruik op slachtoffers te onderzoeken en om manieren te vinden om doeltreffende bijstand en heling te verlenen. Katholieke clerici zijn gedwongen tot seksuele onthouding door het verplichte celibaat. De enige uitzonderingen zijn priesters van Oosterse riten en een heel klein aantal bisschoppelijke priesters die zich tot het Katholicisme bekeerden. Het celibaat versterkt de publieke perceptie dat priesters als mannen apart staan. Die perceptie is gebaseerd op de officiële kerkelijke leer over aard en rol van het priesterschap en het bisdom. De kerk is gegrond op een sociaal-cultureel model van een gelaagde samenleving met een monarchaal bestuurssysteem. De leiding is beperkt tot wie in heilige ordes gewijd werd om te voorzien in de spirituele voeding en begeleiding van leken, die het overgrote deel van de kerk uitmaken. Algemeen wordt aangenomen dat er, zodra een man priester is gewijd, zich een ontologische[4] verandering voltrekt en hij zich fundamenteel gaat onderscheiden van het lekenvolk. Zijn ziel is anders, omdat hij, om het met woorden van wijlen paus Johannes Paulus te zeggen, “ geconfigureerd is voor Christus”. Die algemene perceptie van wie priesters zijn en van de macht die ze hebben is een onderscheidende factor in de unieke aard van de traumatische effecten van seksueel misbruik door geestelijken. Hoe het instituut Kerk reageerde op slachtoffers van misbruik door priesters De reactie van de kerkelijke beambten op slachtoffers van seksueel misbruik en op het publiek is een belangrijke factor in het begrijpen van de traumatische effecten die uniek zijn bij slachtoffers van misbruik door geestelijken. Bijna alle slachtoffers waren vrome, praktiserende katholieken toen ze werden misbruikt. Daarom benaderden degenen die hun misbruik onthulden en hulp zochten, over het algemeen de kerkelijke autoriteiten. Zij deden dat in het onvoorwaardelijke vertrouwen dat ze zouden worden geloofd en geholpen. Het patroon van de reacties heeft aangetoond dat net het tegenovergestelde gebeurde, wat de slachtoffers vaak nog meer traumatiseerde. Voorafgaand aan de publiciteit rond de zaak van Gilbert Gaulthe in Lafayette LA in 1984-85, leden de slachtoffers doorgaans in stilte, elk van hen niet in staat of bereid om het bekend te maken aan eender wie, ook niet aan hun ouders en hun beste vrienden. Als bisschoppen op de hoogte werden gebracht van de beschuldigingen werd de betrokken geestelijke meestal in het geheim overgeplaatst naar een andere opdracht, waar het misbruik vaak verder ging. In een minderheid van de gevallen werden de clerici voor behandeling naar een speciaal door de kerk gefinancierd instituut gezonden. Als kerkelijke beambten contact opnamen met slachtoffers dan was het gewoonlijk om hun stilzwijgen af te dwingen, en niet om pastorale zorg te verlenen. Zelfs nu, ondanks de massale publiciteit rond misbruik door de clerus, hebben de meeste bisschoppen nooit met een slachtoffer gesproken. De immense macht van het instituut Katholieke Kerk heerste tot midden jaren 1980, waarna de kerken leerden dat ze niet altijd konden rekenen op medewerking en steun van welwillende gerechtelijke en politionele ambtenaren en ook op de seculiere[5] media. Voor 1980 was de werkwijze en praktijk van de katholieke hiërarchie in gans de wereld gericht op het toedekken, ontkennen en minimaliseren, zonder enig zichtbaar besef van de diepe traumatische gevolgen voor slachtoffers en de neveneffecten op hun families. De media-aandacht, de burgerlijke rechtszaken en de publieke verontwaardiging, die begonnen in 1984 en een hoogtepunt bereikten in 2002, dwongen de institutionele kerk om de realiteit van misbruikende clerici onder ogen te zien en ze richtten eindelijk ook, maar veel te laat, hun aandacht op de benarde toestand van de slachtoffers. De unieke aard van trauma door misbruik door geestelijken – slachtoffers tweemaal verraden Katholieke slachtoffers worden tweemaal verraden. De misbruikende priester verraadt het in hem gestelde vertrouwen en de institurionele Kerk bereidt slachtoffers voor op hun spiritueel trauma door haar leer over de natuur van het priesterschap. Toen vele slachtoffers van religieuzen keken naar de gevolgen van het misbruik voor hun levens werd overduidelijk dat er een verschil was tussen het effect op een gelovig kerklid dat werd verkracht of aangerand door een priester dan wel door een non. De verkrachting of aanranding had niet alleen lichamelijke, emotionele en psychologische gevolgen, maar er was ook spitiruele beschadiging. De meeste slachtoffers zijn voorbestemd voor dit unieke trauma door hun ervaring en vorming in de institutionele Kerk. Op heel zeldzame uitzonderingen na waren ze devote gelovigen met een onvoorwaardelijke loyaliteit aan hun kerk. Die trouw strekte zich uit tot elk niveau, van lokale kerkgemeenschap tot Vaticaan. Het is een blinde loyaliteit, omdat deze mannen en vrouwen gedurende hun godsdienstopleiding was geleerd dat ze, gelijk wat de “Kerk” ook maar vertelde of onderwees, dat moesten aannemen en geloven zonder vragen te stellen. Deze filosofie van meegaandheid werd op een zodanige manier opgelegd dat “gelovigen” doorgaans niet in staat zijn om een onderscheid te maken tussen een fundamentele leerstellige uitspraak en een terloopse uitlating van een priester. Hen werd geleerd dat een priester in twijfel trekken of interpelleren gelijk staat met God beledigen en dus met zondigen. Godsdienst gaat over een relatie tussen menselijke wezens en een ongeziene macht. Het maakt niet uit hoeveel de mensen beweren te weten over de identiteit en het optreden van die macht, ze blijft een onmetelijke onbekende. Bijgevolg is het niet ongebruikelijk dat religies een aanzienlijke hoeveelheid interne mythes voortbrengen om hun bestaan te rechtvaardigen. Dit leidt dan weer tot magisch denken van de kant van de kerkleden. De mythologie over de gewijde predikanten geeft gestalte aan de bestaande overtuigingen en het gerelateerde magische denken fungeert als een krachtige factor die de gelegenheid biedt tot seksueel misbruik door clerici. Van de “gelovigen” wordt verwacht dat zij aannemen dat de priester een bijzondere “interne” communicatie heeft met het goddelijke. Hoe hoger in rang, hoe meer invloed hij kan doen gelden bij God. Als pausen, bisschoppen of gewone priesters uitspraken doen over de natuur van God of Gods wil interpreteren, dan wordt van katholieken verwacht die beweringen en duidingen zonder twijfel aan te nemen, terwijl in feite het inzicht van de paus in de ware aard van God niet nauwkeuriger is dan dat van een dakloze drugsverslaafde, omdat geen van beiden verondersteld wordt een persoonlijk gesprek met de Hogere Macht gehad te hebben. Toch zijn de eretitels en de eigenwaan van de katholieke hiërarchie stevig verankerd in de bewogenheid van de “gelovigen” en herinneren ze hen aan hun ondergeschikte positie. De macht van de geestelijke over een jeugdig slachtoffer is reeds een voldongen feit omdat hij een volwassene is, maar ze wordt sterk vergroot door zijn priesterschap. De vernietigende effecten van het misbruik dringen door tot de kern van de ziel van het slachtoffer. De bron van het trauma – Van waar de pijn De daad van seksueel misbruik zelf is de meest voor de handliggende bron van lichamelijke en emotionele pijn. Hoewel de officiële kerk vaak eufemistische en minimaliserende taal bezigt om te verwijzen naar misbruik, zoals “het overschrijden van grenzen” of “ongepaste aanrakingen”, is het seksueel misbruik in werkelijkheid niet verschillend van of minder gemeen dan dat van gelijk welke andere dader. Kerkelijke beambten beweren ook dat in de meeste gevallen het misbruik eenmalig was, een mythe die herhaaldelijk werd onderuitgehaald door bewijzen verkregen in de vele rechtszaken. Kerkbeambten en zelfs vrome ouders hebben in vele gevallen geweigerd de slachtoffers, die hun misbruik bekend maakten, te geloven. Een dergelijke reactie is de bron van de unieke pijn en van het gevoel “steeds opnieuw geslachtofferd te worden” Nooit mag vergeten worden dat de meeste kinderen of adolescenten geboren zijn in vrome families. De grondvesten van het geloofssysteem van de slachtoffers werden ingevoerd door de ouders die zelf doorgaans onwillend of onbekwaam zijn om zich vragen te stellen over gelijk wat in verband met hun godsdienst of over de houding en het gedrag van de geestelijkheid. Ouders scheppen vaak onopzettelijk de gelegenheid tot het misbruik. Als een kind probeerde seksueel misbruik door een priester te onthullen, weigerden sommige ouders het te geloven of straften ze het kind zelfs voor het uitspreken van die beschuldiging. Zelfs in die gevallen waarin de ouders hun kind met tegenzin geloofden, was de gangbare tendens om te zwijgen uit angst of overdreven achting voor de Kerk. In dat geval ziet het kind de ouders als medeplichtig met de Kerk en komt het met een gevoel van “hopeloos in de val te zitten” terecht in de traumatische cocon van angst, schuld en schaamte. De reactie van de officiële kerk zelf was een bron van ernstige trauma’s. Er is nauwelijks bewijs dat bisschoppen of andere geestelijken, inclusief parochiepriesters, proactief[6] optraden om meelevende pastorale zorg te verstrekken aan slachtoffers en hun families. Integendeel, de algemene reactie was negatief en werkte als gif. Slachtoffers kregen te horen dat ze zich vergisten over wat hen overkomen was of ze kregen magere excuses die de handelingen van de priesters minimaliseerden en de ervaring van het slachtoffer verwierpen. In vele gevallen werd hen opgedragen om te zwijgen tegenover politiediensten of de media. Kerkelijke beambten hebben daartoe alle manieren benut, van vriendelijke overreding (“Je zou de kerk toch geen schade willen toebrengen?”) tot bedreiging met excommunicatie. Sommige beschuldigde priesters gingen in de tegenaanval tegen hun slachtoffers, terwijl anderen hen publiekelijk bespotten. De advocaten van slachtoffers werden van op de kansel belasterd en parochianen werden opgezet tegen ouders die de zwijgplicht verbraken. In een ironische omkering werden de slachtoffers van geestelijken vaak afgeschilderd als vijanden van de kerk die, niet bereid tot vergeving en aangedreven door wraak, de kerk wilden beschadigen. De misbruikte slachtoffers en hun families hebben de neiging om de klerikale pleger en de oversten die hem verdedigen met “de Kerk” te identificeren. Dat foute denkbeeld wordt aangemoedigd door de officiële leer van de Kerk als een gelaagde gemeenschap met leken in een ondergeschikte en veel minder belangrijke rol dan de geestelijken. Als een katholiek kind of volwassene seksueel werd aangerand of verkracht door een clericus, dan zal hij of zij meestal die geestelijke zelf zien als de als degene die de schade heeft toegebracht. Wanneer bisschoppen of andere gezagsdragers echter nalaten om op een meedogende wijze te reageren en de dader in plaats van het slachtoffer blijken te steunen, dan wordt het de Kerk die de schade toebracht. Dat is een bijzonder pijnlijke indruk, omdat katholieken geleerd is dat de Kerk Gods koninkrijk of gemeenschap op aarde is. Op die manier veroorzaken het seksueel misbruik en de officiële reactie erop de cognitieve[7] dissonantie die een traumatische impact heeft op de spirituele kern van het slachtoffer en op het stelsel van zijn/haar fundamenteel geloof. Katholieken en eigenlijk de meeste kerkgangers is aangeleerd om zich in tijden van nood te wenden tot hun religieuze gezagsdragers. Die potentiële bron van steun en herstel is meestal niet beschikbaar voor slachtoffers van misbruikende geestelijken, omdat gebleken is dat het instituut Kerk meer steun verleent aan de daders dan aan hun slachtoffers. De religieuze leiders identificeren hun eigen veiligheid en persoonlijke doelstellingen met die van het instituut Kerk. En dus is de dreiging die uitgaat van wie beschadigd werd door geestelijken een gevaar voor de leiders en dus voor het instituut. Vandaar dat de reactie tegenover de slachtoffers defensief is en het imago en de veiligheid van de Kerk beschermt. Slachtoffers werd geregeld aangeraden om te zwijgen “voor het heil van de Kerk”. De Kerk die, zo was hen geleerd, hen zou helpen, wees hen in werkelijkheid af, wat op zijn beurt een hevige emotionele reactie en een diepe geestelijke verwarring veroorzaakte. Conditionering[8] voor misbruik – Overtuigingen van Overlever/slachtoffer die giftig worden. Het geestelijke trauma ten gevolge van misbruik door geestelijken is rechtstreeks gerelateerd aan het geloofssysteem van de slachtoffers, dat meestal een mengsel is van authentieke kerkleer en irrationele overtuigingen die door de Kerk zelf gezaaid en gevoed worden. De irrationele overtuigingen zijn een combinatie van mythe en magisch denken. Het fundamentele probleem is het geloof in verband met de ware natuur van God. Traditionele christelijke religieuze systemen schilderden God af als een theïstisch[9] wezen dat alwetend en oppermachtig is. Overdreven menselijke emoties als angst, geluk, tederheid en bezorgdheid worden geprojecteerd op dit Opperwezen. Christenen is geleerd dat God misstappen bestraft en goed gedrag beloont. Zonde is een daad, een gedachte die of een verzuim dat God beledigt. Daar God voor rechtvaardig wordt gehouden, bestraft “hij” zonden. En hier doet de mythologie haar intrede. Algemeen wordt aangenomen dat God niet alleen in het hiernamaals, maar ook al tijdens het leven zonden bestraft. Dit vooral met gezondheidsproblemen of ongevallen die een zekere graad van lijden tot gevolg hebben. Het is niet ongewoon dat katholieken en andere christenen lichamelijke klachten, ziekte of ongevallen zien als de wraak van God voor een veronderstelde zondige daad. De geestelijken zijn met God verbonden via een intern communicatiekanaal. God geeft de voorkeur aan priesters en vooral aan bisschoppen, en is uiterst tevreden over de gehoorzaamheid van de leken aan zijn speciale uitverkorenen… of dat is tenminste wat de gewone, gangbare mythologie vertelt. De klassieke leer van de “erfzonde” voegt een andere laag toe van irrationeel geloof over het Opperwezen en over de positie van het individu in de ogen van dit wezen. Erfzonde wordt algemeen verondersteld geërfd te zijn van de eerste mensen, Adam en Eva. Theologen hebben de erfzonde bestudeerd en er veel over geschreven. De basisidee ligt vast in de officiële Catechismus van de Katholieke Kerk: Door de erfzonde is de menselijke natuur verzwakt, onderworpen aan onwetendheid, lijden en overheersing van de dood, en geneigd tot zonde. Die neiging wordt “zondige begeerte” of “vleselijke lust” genoemd. De vooronderstelling van de erfzonde leidt tot de overtuiging dat mensen in principe zondig zijn en geneigd tot het kwade, en dat ze daarom de liefde van God moeten verdienen. Die gedachte is bijzonder krachtig als ze aan kinderen wordt opgelegd. Zich verzekeren van de liefde van God is een uiterst moeilijk streven, omdat de mensen zo geneigd zijn tot zondigen omdat ze omringd worden door een onuitputtelijk aantal mogelijkheden tot zondigen. De leer van de Katholieke Kerk i.v.m. de menselijke seksualiteit heeft altijd voorgehouden dat alle seks buiten het huwelijk een zware of doodzonde is. Dit betekent dat gelijk welke seksuele handeling, gedachte of wens, met zichzelf of met een ander, zo gruwelijk is dat als men stierf zonder dat die zonde werd vergeven, dit de eeuwige hel betekende. Aan katholieken werd geleerd dat hun vangnet de absolutie van de priester is door het sacrament van de boete, meestal de biecht genoemd. Die overtuiging leidt tot gevoelens van hulpeloosheid en afwijzing. Het versterkt ook de vernietigende afhankelijkheid van de priester. Een dergelijk geloof in God als voortdurend boos superwezen, in het bijzonder met betrekking tot seksuele aangelegenheden, is in strijd met de leer van Christus in de evangelies. Toch overheerst dat beeld in de kerkelijke leer en in het Godsbeeld dat zowel slachtoffers als niet-slachtoffers algemeen hebben. De volgende stelling die we moeten onderzoeken is die van het wezen van de Kerk. De katholieke leer stelt dat de institutionele Katholieke Kerk door God werd gesticht en door Hem bedoeld was voor de eeuwigheid. Vrome katholieken geloven dat de zichtbare Kerk van essentieel belang is voor hun geestelijk welzijn, omdat ze door Jezus Christus werd opgericht om zondige mensen te redden. Zij hebben geleerd dat de hiërarchische structuur van het Kerk niet werd ingesteld door de allereerste kerkleden, maar rechtstreeks door God. De meeste door geestelijken misbruikte slachtoffers zijn devote, praktiserende en volgzame katholieken. Zij geloven alles wat hen werd geleerd. Zij geloven dat de institutionele Kerk Gods koninkrijk op aarde is en de enige bron die Zijn Heilige Wil vertolkt. Zij geloven dat de bisschoppen door God werden uitverkoren om Zijn koninkrijk te besturen. Zij geloven dat een misdrijf tegen de institutionele Kerk of tegen een van haar gewijde leiders een belediging van God is. Kerk en geestelijkheid worden voorgesteld als superieur t.o.v. leken en vooral t.o.v.kinderen. De Kerk staat niet alleen als een immense kolos tegenover het geïntimideerde en angstige slachtoffer, maar ze is perfect en dus niet in staat lijden toe te brengen of wandaden te plegen. Dát is de kern van het foute en giftige geloof van talloze mannen en vrouwen. Zij leggen de schuld vaak bij zichzelf en vragen zich af wat ze fout deden om zo een straf te verdienen. Hoewel het eigenlijke seksuele misbruik plaatsvond tijdens kindertijd of puberteit blijven de giftige overtuigingen niet alleen duren tot de volwassenheid, maar worden ze pijnlijker naarmate de tijd verstrijkt. De vergevingsleer is de basis van nog een andere overtuiging die gif wordt als ze samenvalt met de reactie van de Kerk op seksueel misbruik. De meerderheid begrijpt dat theologisch concept verkeerd. Ze denkt dat door vergeving het zedendelict wordt achtergelaten en echt vergeten, terwijl intussen wordt afgezien van elk vooruitzicht op gerechtigheid of straf voor de dader. Hoe vaak zijn slachtoffers niet ineengekrompen bij de arrogant uitgesproken woorden van een bisschop of hooggeplaatste geestelijke dat “we een vergevingsgezinde Kerk zijn”? Die houding zadelt de slachtoffers op met een misplaatst schuldgevoel voor hun terechte woede ten opzichte van hun daders. Er bestaat een zekere verwarring rond de betekenis van vergeving. Als kerkelijke beambten daarover praten en slachtoffers vragen om hun misbruikers plichtsgetrouw te vergeven, dan voelt dat voor de misbruikte aan alsof hij opnieuw slachtoffer wordt gemaakt. Het is een bewuste poging om een theologisch concept verkeerd te gebruiken met de bedoeling de aansprakelijkheid en verantwoordelijkheid voor het misdadig misbruik te vermijden. Voor het slachtoffer kan vergeving betekenen dat het gaat handelen en denken alsof de aanranding niet gebeurde. Voor de dader betekent het dat hij de verantwoordelijkheid voor het misbruik niet hoeft op te nemen. Slachtoffers worden er vaak aan herinnerd dat vergeving de kern is van het christelijke geloofssysteem. Zij verwarren het authentieke begrip vergeving met het gevoel van vergeving en het gevolg dat alles vergeven en vergeten is. Toch kunnen de meeste, zo niet alle slachtoffers geen enkele welwillendheid tegenover een seksuele aanrander voelen. Het gevoel van woede kan eenvoudigweg niet bedwongen of opgeheven worden in de naam van een verkeerd begrepen en absoluut verkeerd gebruikte religieuze leerstelling (de vergeving). Clerici en anderen die aandringen op vergeving interpreteren de doctrine van de vergeving opzettelijk fout, voor hun eigen zelfzuchtige profijt. Zij hebben bovendien geen benul van de diepe pijn veroorzaakt door seksueel misbruik, noch van wat het betekent om telkens opnieuw tot slachtoffer te worden gemaakt (re-victimization). Opvattingen over vergeving worden al snel belastend, zowel voor het slachtoffer als voor de Kerk als instituut. Het slachtoffer voelt zich intens schuldig omdat het niet in staat is ook maar een greintje vergeving te voelen. Het instituut Kerk belemmert de eigen pijnlijke groei naar pastorale geloofwaardigheid door vergeving te gebruiken om de hele kwestie van het misbruik in de doofpot te stoppen. Margaret Kennedy vatte het goed samen: “Kerken gebruiken het concept van de vergeving om het proces van de overlevingskracht tegen te werken. De Kerk verdraagt het niet om te horen praten over seksueel misbruik van kinderen, dus hoe sneller een kind vergeeft, hoe makkelijker het is voor de luisteraar. In zijn boek De confrontatie tussen macht en seks in de Katholieke Kerk geeft Bisschop Geoff Robinson een heldere en realistische beschrijving van vergeving in de context van seksueel misbruik door clerici. Hij wijst er terecht op dat de authentieke vergeving het slachtoffer kan ten goede komen als het ertoe komt de emotionele controle die de misbruiker over hem/haar had af te werpen, zelfs vele jaren na de tragische gebeurtenissen. Er is sprake van oprechte vergeving als het slachtoffer het punt overstijgt, waarop de seksuele aanranding de gevoelens en emoties domineert en onafgebroken het vermogen verstoort om lief te hebben en in vrede te leven. Dat gebeurt wanneer het slachtoffer weer controle krijgt over zijn of haar woede en er niet meer door verteerd of geobsedeerd wordt. Dan pas wordt het slachtoffer niet langer overheerst door de misbruiker zelf en door de Kerk, die de gelegenheid tot het misbruik schiep. De meest belastende opvattingen betreffen wellicht de identiteit van de dader. Seksueel misbruik gepleegd door een katholieke priester op een katholieke gelovige, kan net omwille van de spirituele component extra verwoestend zijn. Misbruik door priesters onderscheidt zich van incest of van elk ander misbruik, ook door religieuze beambten of andere kerkleden, vanwege de opvattingen over de aard van het priesterschap. Kortom, de priester wordt niet enkel beschouwd als een vertegenwoordiger van God, maar ís God voor vele slachtoffers. Die overtuiging komt niet voort uit zweverige katholieke mythologie, maar is vast geworteld in de kerkelijke leer. Priesters zijn ervan overtuigd dat ze ontologisch[10] anders zijn door hun wijding. Het taalgebruik van de officiële Kerk kan iemand gemakkelijk doen geloven dat op aarde de priester het dichtst bij God staat. De Catechismus van de Katholieke Kerk vat die leer kort samen: Tijdens de kerkdiensten van de gewijde geestelijke is Christus zelf aanwezig in Zijn Kerk als hoofd van zijn lichaam… Dit is wat de Kerk bedoelt als ze zegt dat de priester, krachtens het sacrament van zijn wijding, handelt “in persona Christi capitis”, “in de persoon van het hoofd van Christus”. Paus Pius XII verkondigde de traditionele leer zelfs nog meer uitgesproken in zijn encycliek Mediator Dei (“Bemiddelaar van God”) van 1947: Nu is de geestelijke, door zijn priesterwijding, waarlijk gemaakt naar het beeld van de hogepriester [Jezus Christus] en heeft hij de bevoegdheid om op te treden in de kracht en de persoon van Christus zelf. Wie zou denken dat een zo aanmatigende theologie ooit werd vervangen door een meer verlichte leer na het Tweede Vaticaans Concilie, moet alleen maar kijken naar het idee over het priesterschap dat door Paus Johannes Paulus II werd uitgedragen. De priester is vanaf zijn wijding gevormd naar Christus en daardoor ontologisch verschillend van andere mannen en vrouwen. Zo bestendigt de paus het hoogst mystieke denkbeeld dat een priesterziel verschillendis van die van andere mensen. Er is niet veel bespiegeling nodig om in te zien hoe een zo vreemde theologische leer, gepropageerd door een populaire paus, kon leiden tot uitermate belastende opvattingen bij slachtoffers van clerici. Geen enkel theologisch onderscheid of subtiele nuancering van de officiële teksten kan het traditionele beeld van priesters, dat katholieken van kindsbeen af aangenomen hebben, veranderen. Kinderen zien priesters als unieke wezens die verschillen van de gewone mensen, die hun respect, gehoorzaamheid en zelfs ontzag verdienen. In de katholieke cultuur staat de priester, vanwege zijn onmetelijke, raadselachtige krachten, op een erg superieur niveau ten opzichte van de leek. De macht van een priester over leken, naast de foute mystiek dat hij in feite de plaats van God zou innemen, veroorzaakt bij de slachtoffers van priesters een ernstig emotioneel en spiritueel trauma. Het begrip God, de aard van de Kerk en de persoonlijkheid van de priester verenigen zich tot een verwoestende bron van trauma’s voor de misbruikte slachtoffers. Zij geloven in een theïstische God, namelijk een God die een “superwezen” is met menselijke gevoelens en reflexen. Die God grijpt wezenlijk in het leven van mensen in. De Kerk is de bijzondere enclave van God op aarde, haar priesters zijn persoonlijke vertegenwoordigers die sommige van zijn bevoegdheden bezitten. God vertoont zich via de priesters en bisschoppen. Als een priester minzaam is wordt dat vaak ervaren als de minzaamheid van God die zich via hem openbaart. Als een priester boos is of op de ene of andere manier verwoestend voor iemand, dan wordt dat ervaren als een goddelijke daad, wellicht als straf voor aangericht kwaad. Te veel slachtoffers van misbruik door priesters ervaren het misbruik als vergelding, of nog veel erger, als een seksuele aanranding door God zelf. Barbara Blaine, oprichter en voorzitter van de oudste en grootste organisatie voor slachtofferhulp, SNAP (Survivors Network of those Abused by Priests), zei in 2002 in een interview: Velen van ons voelen zich alsof ze door God werden verkracht. De macht van een priester over zijn slachtoffers en de foute opvattingen over de aard van het priesterschap dragen bij tot het ontstaan van een giftige binding tussen slachtoffer en dader, algemeen gekend als traumabinding. Het bestaan van die binding verklaart waarom slachtoffers opeenvolgende daden van misbruik dulden, waarom ze betrokken blijken in een effectieve relatie met hun misbruikers, waarom zij bang zijn om het seksueel misbruik te onthullen en waarom zij aanhoudende angst, schaamte en isolement ervaren. De traumabinding is vooral sterk als ze wordt versterkt door op religie gebaseerde opvattingen en angsten. Tijdens het verleidingsproces, waarbij de priester-dader een “relatie” ontwikkelt met zijn slachtoffer, ervaart het slachtoffer vaak gevoelens van “bijzonder zijn” door het krijgen van de begeerde aandacht van de priester. Eens het daadwerkelijk seksueel contact door de priester is gestart, ontwikkelt zich een totaal nieuwe verscheidenheid van gevoelens, waaronder verwarring, angst, schaamte en schuld. Ondanks deze tegenstrijdige gevoelens blijven vele slachtoffers in de val zitten, omdat de traumabinding alleen maar sterker wordt naarmate de tijd vordert. Dit is ontegensprekelijk incest. In haar toespraak tot de katholieke bisschoppen van de VS lichtte dr. Mary Gail Frawley-O’Dea in juni 2002 het duidelijk toe: De seksuele aanranding van een kind of jongere door een priester is incest. Het is een seksuele en relationele aanranding, gepleegd door DE aanvaarde religieuze vader van de familie van het kind; door een man, zo werd het kind sinds zijn geboorte geleerd, om boven ieder ander in zijn leven te vertrouwen, als tweede na God zelf. Misbruik door priesters IS incest. De pijn en angst waarmee elke vorm van seksueel misbruik gepaard gaat neemt toe als de dader een geestelijke is en nog meer als hij een priester is. Vele slachtoffers melden dat hun misbruikers hen bedreigden met zware gevolgen als zij het misbruik zouden onthullen. Sommigen kregen te horen dat het misbruik door de priester de wil van God was, anderen dat onthulling de priester en de Kerk zou schaden. Weer anderen werd wijsgemaakt dat het geheim tussen hen moest bewaard blijven en dat onthulling Gods toorn over hun familie en vrienden zou brengen. Wellicht is een van de meest bizarre verdraaiingen bij slachtoffers van priesters de omkering van de schuld. Met de opvatting dat de priester in de plaats van God treedt, waren vele slachtoffers ervan overtuigd dat de priesters geen kwaad konden doen en dat ze, omwille van hun celibaat, geen enkel seksueel gevoel konden ervaren en seksueel contact nog in het minst. De seksuele aanranding door de geestelijke deed sommige slachtoffers geloven dat zij de priester een aanleiding hadden gegeven voor de seksuele daad en zij namen de schuld en verantwoordelijkheid voor de eigen seksuele inbreuk en ook voor die van de priester op zich. Kinderen zijn vooral gevoelig voor de verlammende angst die op seksueel misbruik volgt, vanwege hun reeds bestaande geloof in priesters, de Kerk en God. Die angst is vermengd met een diepe verwarring over de moraal van de seksuele handelingen en hun gevoelens voor de dader. Katholieke kinderen wordt geleerd dat welke seksuele gedachte, verlangen of daad buiten het huwelijk ook, een doodzonde is. Verder is hen geleerd dat spirituele verlichting en verzoening met God komen door de tussenkomst van de priester aan wie hij biecht en van wie hij voor de zonde absolutie krijgt. Als de priester, in de geest van het slachtoffer, de oorzaak van de zonde is, dan is de enige weg naar verlichting afgesneden en het schuld- en angstgevoel voor de straf van God toegenomen. Vele slachtoffers geloven ten onrechte dat gelijk welke aangename gevoelens die zij voelen zondig zijn. Zij hadden die gevoelens niet bedoeld, en bijna nooit lukt het hen te begrijpen dat zij onvrijwillig waren en daarom buiten hun controle vielen. Hun gevoel voor schuld en schaamte groeit vaak als ze de zondigheid van de misbruiker overnemen. De kerkelijke leer over homoseksualiteit is een bijkomende bron van trauma voor de meerderheid van jonge mannelijke slachtoffers. Stelselmatig heeft de traditionele leer voorgehouden dat homoseksualiteit en relaties tussen mensen van hetzelfde geslacht doodzonden zijn. De Katholieke Catechismus herhaalt het officiële standpunt dat homoseksualiteit en homoseksuele handelingen wezenlijke stoornissen zijn en in strijd met de natuurwetten. Als een mannelijk of vrouwelijk slachtoffer zichzelf als heteroseksueel beschouwt en te maken krijgt met seksueel misbruik door iemand van hetzelfde geslacht (priester of non bijvoorbeeld), dan is de morele verwarring, het gevoel van isolement en de schaamte nog veel sterker. Traditionele katholieke spiritualiteit wordt gewoonlijk in verband gebracht met zelfverloochening, deelname aan liturgische rituelen, afhankelijkheid van de clerus en de voorgeschreven uitspraken van de Kerk voor spirituele geborgenheid. Het pre-christelijk Stoïcijnse dualisme, dat de vorming van de seksuele ethiek binnen de primitieve Kerk beïnvloedde, is nog altijd duidelijk in zijn klemtoon op zelfverloochening en verheerlijking van de seksuele onthouding. Katholieken geloven dat de sacramenten hun oorspronkelijke bron van spirituele geborgenheid zijn sinds de Kerk aanleert dat ze een noodzaak zijn voor verlossing. Ze zijn van de clerus afhankelijk voor de sacramenten, omdat die clerus de macht heeft om in hun plaats te beoordelen of ze er geschikt voor zijn. Priesters zijn de feitelijke voorgangers bij alle sacramenten, op één na. Katholieke spiritualiteit is in wezen een afhankelijke spiritualiteit. De geestelijken zijn de actoren, de leken nemen de passieve rol waar. De verzekerde spiritualiteit houdt vanzelfsprekend volgzaamheid aan de kerkleer in, en het zo vrij mogelijk zijn van zonden. Het is dus zonneklaar welke essentiële rol de priesters spelen. Katholieken is niet aangeleerd om verantwoordelijkheid te nemen voor hun eigen spirituele keuzes. Hen wordt verteld welke keuzes te maken en dat een tegenovergestelde keuze smaad is aan de clerus en logische schuldgevoelens tot gevolg heeft. De Kerk blijft blind voor het her-slachtofferend effect van die afhankelijke spiritualiteit, zelfs in haar officiële reactie op seksueel misbruik door de clerus, vooral sinds de onthullingen in 2002 in Boston. In aan aantal gevallen hebben de kerkbeambten, terwijl ze sympathiek probeerden over te komen bij de slachtoffers, hen aangemaand om “te gaan biechten” of erop aangedrongen dat ze opnieuw actief zouden deelnemen aan de kerkelijke rituelen. Veel van de op het slachtoffer gerichte erediensten waren echter net aanleiding voor het herbeleven van het trauma door het misbruik. Zelfs het aanbod van erediensten voor boetedoening of jammerklacht (Engles: lamentation) toont het onvermogen aan van de kerkelijke beambten om de aard van de spirituele en emotionele beschadiging als gevolg van misbruik door priesters te bevatten, ondanks hun mogelijk goede bedoelingen. Erediensten, waarin voornamelijk geestelijken voorgaan, geven die geestelijken het gevoel “iets te hebben gedaan”. Maar ondanks de uitgedrukte spijt en smart hebben die diensten nauwelijks heilzame gevolgen voor de slachtoffers. De Kerk verwart hier een gebaar of ritueel met échte heling. In werkelijkheid zijn erediensten symbolisch en snel vergeten, terwijl ze de volgehouden pogingen van de clerus illustreren, om het zelf veroorzaakte schandaal onder controle te houden. De symptomen van spiritueel trauma Religieuze geloofssystemen zijn vervaardigd door mensen, in een poging om het leven zin te geven. Mensen hebben altijd geloofd dat godsdiensten een verbindingsweg zijn naar de ongeziene machten die het leven overheersen. Primitieve volkeren dachten dat de immense krachten van de natuur krachten van onzichtbare goden waren. In de loop van de geschiedenis werden sommigen uitverkoren, omdat ze de onzichtbare bovennatuurlijke machten meer genegen waren. Daarom werden ze door de gemeenschap gevolmachtigd om als bemiddelaars op te treden tussen de stervelingen en de goden. Het katholicisme is als godsdienst niet verschillend van andere religies. Het leert de mensen dat tot de Kerk behoren onontbeerlijk is, niet enkel voor verlossing in het hiernamaals, maar voor de emotionele geborgenheid van Gods genade in dit leven. De wisselwerking tussen kerkleden en priesters is een essentieel, zo niet fundamenteel, aspect van het leven in de Kerk. Bovendien wordt katholieken onderricht dat de enige weg naar spirituele verlossing via Jesus Christus loopt, en dat de enige plaats om Christus te ontmoeten de Katholieke Kerk is. De leer van vóór Vaticanum II, dat “buiten de Kerk geen verlossing mogelijk is” is geldt nog altijd, al wordt ze nu uitgedrukt in minder agressieve woorden. Een spiritueel trauma bestaat echt en is geen ingebeeld verzinsel van de medestanders van misbruikslachtoffers. Zelfs kerkleiders erkennen het, hoewel zij het misschien niet helemaal begrijpen. Cardinal Sean O’Malley van Boston werd in 2004 als volgt geciteerd in een artikel: De priester was een icoon van uitmuntendheid, waardoor het misbruik gevolgen had die de beschadiging in soortgelijke zaken van misbruik door niet-geestelijken overtreffen. Hetzelfde artikel haalt Eerw. Robert Silva aan, de voormalige voorzitter van de Nationale Federatie van priesterraden: In de Rooms-Katolieke godsdienst was ze (de vereenzelviging van de priester met God) onaantastbaar… Dit betekende dat de relatie van de priester tot de mensen waarmee hij omging gezien werd als een hoogst intiem, gezegend en extreem te vertrouwen. Het staat voor de enkeling gelijk met omgaan met diegene die naar God leidt. Hetzelfde artikel citeert niet kerkelijke bronnen als psycholoog dr. David Finkelhor en psycholoog-auteur Kenneth Pargament, die beamen dat misbruik door een clericus een diep traumatisch effect heeft, precies omwille van de spirituele dementie. Houding ten aanzien van priesters. Een elementair symptoom van het spirituele trauma is een ingrijpende verandering in de gevoelens ten aanzien van priesters. Sommige slachtoffers hebben het aanvankelijk over een ernstige verwarring, gebaseerd op het diepe respect en ontzag dat ze voor de priester hadden, en die nu aangetast worden door de gevoelens die voortspruiten uit de seksuele beleving. De verwarring neemt toe wanneer het slachtoffer, uit angst voor Gods toorn, ervan overtuigd is dat het niet boos kan zijn op de priester, of wanneer het zich heel erg schuldig voelt als gevolg van de seksuele beleving. Naarmate die gevoelens zich blijven ontwikkelen veranderen ze vaak in woede en afkeer, niet enkel jegens de misbruiker, maar jegens alle priesters. Vaak wordt het slachtoffer pijnlijk herinnerd aan het seksueel misbruik bij het zien van andere priesters, vooral als die priestergewaden dragen of voorgaan in erediensten. Sommigen zien hun aanrander in elke andere geestelijke. Velen voelen zich ook diep bedrogen door priesters in het algemeen, omdat geen enkele hen tegemoet trad, beschermde of ondersteunde. Slachtoffers verklaren vaak uitdrukkelijk dat het seksueel misbruik hen van God beroofde. Dat kan allerlei betekenen. De priester is nauw verbonden met God. Voor sommigen is vervreemding van priesters gelijk aan vervreemding van de Kerk en haar sacramenten, en vervolgens aan vervreemding van God. Anderen zijn ervan overtuigd dat God hen afwees door het verraad van de priester, nog anderen melden dat zij de sacramenten niet langer kunnen ontvangen omdat die beheerd worden door priesters. Een priester benaderen voor de communie of enig ander sacrament zou neerkomen op een nieuwe confrontatie met de pijn en het trauma. Katholieke slachtoffers werden vaak langs een pad van religieuze ontwikkeling geleid, dat blind vertrouwen eiste in priesters en vervolgens hetzelfde vertrouwen in God. Velen werd geleerd dat een priester wantrouwen gelijk staat aan God wantrouwen. Als een priester-misbruiker dat vertrouwen verraadt, voelt het slachtoffer dat makkelijk aan als verraad van dat vertrouwen door God. Hierdoor kunnen slachtoffers vaak geen vertrouwen meer hebben in de priester noch in God, omdat die twee verweven zijn in hun spiritualiteit. Het totale verlies van vertrouwen in geestelijken is niet blijvend traumatisch als iemands spiritualiteit niet van hen afhankelijk is. Toch is voor de meeste katholieken de spirituele band met God gefilterd door en bijgevolg afhankelijk van priesters en bisschoppen. Vele slachtoffers denken ten onrechte dat losgesneden zijn van priesters betekent dat ze ook losgesneden zijn van God. Het verraad van de priester die vertrouwd werd is verstrikt met het gevoel verraden te zijn door de institutionele Kerk, die garant moet staan voor spirituele geborgenheid, en door de sacramenten die in de priester verpersoonlijkt worden. Een essentieel element in het sacramentele systeem van de katholieke Kerk en in haar missie om haar leer te verspreiden is het kerngeloof in de heilige en unieke natuur van de priester. Het is een onderschatting te beweren dat vrome katholieken dit geloven. Het is wellicht juister te zeggen dat voor een gelovige katholiek op elk niveau – emotioneel, cognitief en spiritueel – de perceptie van de priester er een is van een wezen in wiens kern God verblijft op een bijzondere, krachtige wijze. Als een priester een minderjarige of volwassene seksueel aanrandt is de schok voor het spirituele en emotionele leven van het slachtoffer onmogelijk te beschrijven. Meestal kan het slachtoffer het feit niet verwerken dat de priester, de belichaming van Christus, zich aan hem of haar heeft vergrepen. Het ingewikkelde trauma begint met het seksueel misbruik zelf en deint uit tot een schok door een diep gevoel van verraad, niet enkel door een vertrouwd persoon, maar door de God die in de priester verpersoonlijkt is. Houdingen tegenover en opvattingen over de Kerk. Veel mensen vereenzelvigen de Kerk met geestelijken, rituelen en het comfort en de geborgenheid van de vertrouwde kerkgebouwen. Ze kunnen vaak geen onderscheid maken tussen de Kerk als een sociaal-politieke instelling en de kerk als een spirituele gemeenschap. Hoewel sommige slachtoffers van misbruik in staat waren om een onderscheid te maken tussen degene die hen misbruikte en het instituut Kerk, kunnen velen dat niet. Sommigen ervaren een leegte, omdat ze emotioneel en spiritueel niet in staat zijn om deel te nemen aan de sacramentele liturgie en andere vertrouwde rituelen. Dit is geen klein probleem, omdat de belangrijkste gebeurtenissen in het leven van mensen ook aan bod komen in de sacramentele ceremoniën. De leegte die de slachtoffers voelen is de leegte van spiritueel verlies. Deze pijn is prominent aanwezig bij de meer emotioneel geladen levensgebeurtenissen, zoals bij doop, huwelijk en overlijden. Veel slachtoffers hebben deze intense geestelijke pijn ervaren omdat ze zich niet in staat voelen begrafenissen van dierbaren of de doop van kinderen bij te wonen. Katholieken worden omringd door de symbolen van hun geloof in God en van Gods aanwezigheid in hun leven d.m.v. het medium van de zichtbare kerk. Het ritueel van de sacramenten, de liturgische gewaden van geestelijken, de beelden, rozenkransen en gebrandschilderde ramen... het zijn allemaal symbolen die de gelovige doen denken aan Gods aanwezigheid in de kerk en daardoor in zijn of haar leven. Seksueel misbruik vernietigt het vertrouwen in de kerkelijke vertegenwoordigers en slaat de geloofssymbolen aan scherven. Bisschop Robinson Geoff maakt de volgende opsomming: De spirituele macht die een mens in staat stelt diep door te dringen in het intieme leven van anderen, wordt hier misbruikte macht. Omdat mensen de band tussen de bedienaar en de god onverbreekbaar achten, lijkt God zelf de misbruiker. Het misbruik vernietigt de kracht van de symbolen van dat geloof. Zo wordt bijvoorbeeld het beeld van een priester die de hostie omhoog houdt bespottelijk. De zoektocht naar de perfecte liefde binnen dat geloofssysteem kan daardoor onmogelijk worden. De reactie van de officiële Kerk op meldingen van misbruik door priesters is van wezenlijk belang voor het spirituele evenwicht van het slachtoffer. Velen kunnen het onderscheid niet maken tussen de misbruiker en hun relatie met de Kerk en met God. De misbruiker heeft in de Kerk een veel sterkere positie dan het slachtoffer. Wanneer blijkt dat de kerkleiders de misbruiker steunen, ervaart het slachtoffer opnieuw afwijzing en isolement. Voor veel slachtoffers was de Kerk de meest vertrouwde bron van troost in tijden van moeilijkheden, verwarring of dreiging, terwijl die bron zich nu tegen hen keert. Het was eerder norm dan uitzondering dat slachtoffers van priesters zich voor begrip en gerechtigheid wendden tot de burgerlijke rechtbank. Aanvankelijk kozen slachtoffers deze weg als laatste toevlucht omdat ze de verwrongen en manipulerende reactie van de kerkelijke autoriteiten niet langer konden verdragen. Op wat uitzonderingen na ervoeren de meeste slachtoffers de reactie van het kerkinstituut als onverschillig, ongevoelig en onoprecht. Nogmaals, voor de slachtoffers was de reactie van de Kerk een bevestiging van het intense gevoel van afwijzing door God. Dit gevoel van afwijzing verergert nog als delen van de lekengemeenschap zich tegen de slachtoffers of hun familie keren. Hoewel dit soort reactie van een lekengemeenschap eigenlijk het onderwerp zou moeten uitmaken van een heel andere studie, is het toch van belang voor het getraumatiseerde slachtoffer er even bij stil te staan. Wanneer slachtoffers of hun families publiek bekend worden en de Kerk betrekken in een gênant gerechtelijk gevecht, is de algemene reactie er een van verdediging en ontkenning. De publieke melding van seksueel misbruik, vooral als de betrokken priester hoog aanzien geniet, stuit op stevig verzet van de gemeenschap. Vanzelfsprekend zijn slachtoffers verbijsterd en in shock, als leken, vooral als het ouders betreft, iemand zouden steunen die kwetsbare kinderen of jongeren seksueel aanrandde. De onthulling schokt het geloofssysteem van velen in de gemeenschap, omdat het de symbolen van hun spirituele zekerheid bedreigt. Ze weigeren te geloven dat een priester zo iets gruwelijks kon doen, omdat ze het gewoonweg niet kúnnen geloven. Vaak ontstaat een defensieve reactie, waarbij het misbruikte slachtoffer als een misdadiger wordt behandeld. Zijn of haar misdaad bestaat niet zozeer uit de beschuldiging van een gewijd persoon of een priester, maar uit de bedreiging voor de van die priester afhankelijke spiritualiteit bij sommige leden van de gemeenschap. Het is niet zo dat sommige leken twijfelen aan het misbruik. Het is eerder zo dat ze de emotionele pijn niet kunnen verdragen die ontstaat als ze de realiteit van het verraad door een gewaardeerde priester onder ogen moeten zien. Hetzelfde geldt als er bewijzen zijn voor het geïnstitutionaliseerd toedekken van het misbruik. Velen kunnen gewoon de emotionele schok van het verraad door het instituut Kerk niet verdragen. Omwille van het verraad door de geestelijkheid en de lekengemeenschap verhevigt de totale desintegratie van het slachtoffer op het religieuze en spirituele vlak. In weerwil van de aanranding en het daarmee samenhangende verlies van vertrouwen in de priester-misbruiker, behielden sommige slachtoffers nog enig vertrouwen in de gemeenschap en zochten er ondersteuning. De overtuiging door God in de steek gelaten te zijn versterkt wanneer de kerkgemeenschap het slachtoffer isoleert en mijdt. Wanhoop door het verlies van God. Seksueel misbruik is treffend beschreven als “zielemoord”, zowel door slachtoffers als door hun medestanders. Wie zich verzekerd weet van zijn relatie met God begrijpt deze opvatting niet. Verraden door de geestelijkheid, geïsoleerd van de kerkgemeenschap en niet in staat om hulp te zoeken maakt dat slachtoffers zich nog wanhopiger voelen. De breuk met God is definitief. Dit diepe spirituele verlies leidt tot nog meer angst, depressie en hopeloosheid.
Giftige schuld en verlammende angst. Te veel geestelijke daders gebruikten de macht van hun functie om verzekerd te zijn van het stilzwijgen van hun slachtoffers. Kinderen werden met Gods toorn bedreigd indien ze met hun verhaal naar buiten kwamen. Sommigen werd op het hart gedrukt dat het openbaar maken ervan, ernstige gevolgen, zoals ongevallen of ziektes, zou hebben voor hun ouders en geliefden. Om hen tot zwijgen te overhalen werden zinnen gebruikt als “je zou de Kerk of een priester toch niet willen beschadigen”, zinnen waarmee ze het slachtoffer met schuld opzadelden. Anderen kregen te horen dat het seksueel misbruik "iets bijzonders" was tussen de priester en henzelf. Uiteindelijk resulteerden deze pogingen tot overreding in geestelijke verwarring en isolement. Het meest giftige gevolg is het diepe schuldgevoel dat het slachtoffer daarbij ondervindt. Dit komt neer op schuldgevoelens omdat ze betrokken waren bij een seksuele handeling of omdat ze de schuld voor de zonde van de dader op zich nemen. De meest slopende dimensie van deze schuld is de overtuiging bij het slachtoffer dat hij of zij seksueel misbruikt werd door God en dus iets vreselijks gedaan heeft om deze gruwelijke straf te verdienen. Verlies van geestelijke geborgenheid. Aanranding door een katholieke geestelijke en verraad door de Kerk berokkenen ernstige schade of vernietigen de relatie van het slachtoffer met het katholicisme. Het kan het vermogen van het slachtoffer aantasten om ook elders nog spirituele geborgenheid te vinden. Veel in het leven en de wereldvisie van het slachtoffer veranderde radicaal: zijn of haar spiritualiteit, die zorgde voor geborgenheid en betekenis gaf aan vele invloedrijke levensmomenten, verdween. De ingrijpende ontgoocheling betreft niet enkel het instituut Kerk, maar ook het concept van een liefhebbende God. De tekens, symbolen, rituelen en personen die geestelijke veiligheid vertegenwoordigden herinneren op een wrede manier aan het verraad en het misbruik. Het besef dat men een spirituele dimensie heeft en dat deze dimensie op een of andere manier contact legt met een spirituele Hogere Macht, is niet ontstaan uit een vacuüm of uit het niets. Veel slachtoffers ervaren na het seksueel misbruik iets wat ze nooit eerder meemaakten, namelijk het lege gevoel dat die geestelijke band waardeloos is omdat de aardse of eindige tekens ervan allemaal vervat zitten in het verraad. Hoe ervaart iemand een geestelijk trauma? Trauma en post-traumatisch stress-syndroom hebben emotionele en fysiologische effecten. De geestelijke pijn van wie zich afgesneden of verlaten voelt wordt omgezet in depressie of, in extreme gevallen, in wanhoop. Vaak is er een betekenisvolle hoeveelheid angst die geleidelijk overgaat in depressie. Het slachtoffer komt voortdurend in contact met situaties die enige vorm van geestelijke ondersteuning vereisen, zoals sterfgevallen, geboortes, ziekte of verlies. De geestelijke steun kwam van de uiterlijke symbolen of van de priester of bedienaar tot wie hij of zij zich wendde voor ondersteuning en begeleiding. De natuurlijke reactie om zich tot de Kerk of een priester te wenden valt samen met een psychologische of emotionele reactie die voorvloeit uit het misbruik. De bron van geborgenheid is een bron van pijn geworden. De angst en frustratie ontstaan uit de vruchteloze zoektocht naar spirituele bijstand. De Kerk leert de gelovigen om alle spirituele aangelegenheden gedwee te gehoorzamen aan en te vertrouwen op de clerus in. Dit blinde vertrouwen, evenals de aangeleerde afhankelijkheid van externe symbolen en rituelen voor hun geestelijk comfort, is de basis voor een afhankelijke spiritualiteit. Voor de meeste mensen eindigt hun formele godsdienstonderwijs bij de adolescentie, als zij het vermogen ontwikkelen om zich te verwonderen, kritische afwegingen te maken en voor zichzelf ethische en morele leefregels te kiezen. Er is maar één aanvaardbare manier om zich een beeld te vormen van de Hogere Macht en Zijn betrokkenheid bij het menselijk leven. Het kinderlijke en onrealistisch idee van God als een soort “supermens" met voorkeur en afkeer, woede en geluk, is voor de zoekende gelovige een krachtig beletsel om verder te zoeken en uiteindelijk een God te vinden die geen totale gehoorzaamheid, trouw en niet-aflatende aanbidding eist, maar een zuiver geestelijke kracht van liefde is. Omdat de Kerk volhoudt dat er geen andere weg leidt naar de ervaring van de aanwezigheid en liefde van God dan door het medium van de zichtbare Kerk en haar bedienaars, kunnen misbruikte en bedrogen katholieken nergens terecht. Hun religieuze systeem wordt ernstig beperkt door die afhankelijke spiritualiteit, waardoor ze niet in staat zijn een antwoord te vinden op het trauma van verraad en verlies. Het slachtoffer klaagt de daden aan waarvan hij/zij het slachtoffer is, maar merkt dat de kerk hem/haar niet de mogelijkheden biedt om hier op een adequate manier tegen te reageren; dit is het kantelmoment waarop het slachtoffer beseft dat het niet langer aanvaardt wat anderen voor hem/haar beslissen. Het is een aanvaarde stelling dat mensen die met verwerking kampen niet hulpeloos zijn in de confrontatie met stress. Het richtinggevende systeem van algemene overtuigingen, praktijken, relaties en emoties kan mensen doorheen stormachtige tijden helpen. Indien het religieuze systeem van het slachtoffer gebaseerd is op de opvatting dat God een persoonlijke of theïstische God is die alle levensaspecten controleert, dan zal hij of zij nauwelijks in staat zijn God te zien als warm en liefdevol, in tegenstelling tot het beeld van God vertegenwoordigd door de priester-misbruiker. Als het slachtoffer probeert het probleem van die tweeslachtigheid op te lossen, kan het daarbij erge angst ervaren. Eens de schok van wat gebeurde begint te slijten, ontstaat een veelheid aan emoties, waarvan woede er één is. Bij sommigen begint dit proces uiteraard met woede en razernij gericht op de misbruiker, maar gewoonlijk breiden die zich verder uit naar de kerkleiders die nalieten op een meelevende manier te reageren. Naarmate de slachtoffers beseffen dat de kerkelijke autoriteiten in feite de gelegenheid tot aanranding boden aan de misbruiker, graaft hun woede zich dieper in. Als die woede gestoeld is op het geestelijke verraad en het daaruit ontstane verlies wordt ze het diepst en krijgt ze het meest vat op het verzwakte slachtoffer. Bij de meeste katholieke slachtoffers had de Kerk, met haar riten, devoties, absolute leer en regelgevingen, de meeste levensaspecten stevig in handen. Die controle verdwijnt niet, zelfs niet als het slachtoffer zich van de Kerk losmaakt. De tentakels reiken tot diep in de emoties en de ziel en daardoor kan de angst een zo sterke greep krijgen. Angst is een ander emotioneel en psychisch symptoom van een geestelijk trauma. Slachtoffers vrezen dat geen enkele macht hen kan bevrijden van de zonde die ze door de seksuele handeling begingen. Soms manipuleren de daders deze angst en afhankelijkheid door de slachtoffers af te dreigen met vreselijke gevolgen als ze het misbruik naar buiten brengen. Tot de slachtoffers erin slagen een niet-toxisch beeld van God te vinden, zal die angst blijvend emotionele pijn en zelfs verlamming veroorzaken. Genezing van de wonden. De traditionele therapieën voor de behandeling van het trauma door seksueel misbruik lenigen het spirituele trauma niet altijd. Anekdotische ervaringen met slachtoffers van misbruik door katholieke clerici toonden de laatste twee decennia aan dat de meeste behandelingen geen antwoord boden op het spirituele trauma. Wanneer het instituut Kerk reageerde op slachtoffers, bood het gewoonlijk psychologisch, maar geen geestelijk advies. Het blijkt inderdaad dat de kerkelijke autoriteiten, die uitsluitend uit geestelijken bestaan, nauwelijks de aard en effecten van het spirituele trauma kenden. Er is geen bewijs voorhanden dat enige kerkelijke instantie, van Vaticaan over nationale bisschoppenconferenties tot bisdommen, ooit programma’s of beleidslijnen heeft opgezet om de geestelijke schade te evalueren en er dan gepast op te reageren. Paus Johannes Paulus II erkende bij verschillende gelegenheden de slachtoffers publiekelijk, maar bood het gebed als enige helende remedie aan: Daarom deel ik volledig in uw verdriet en bezorgdheid, vooral uw bezorgdheid voor de slachtoffers die door deze wandaden zo ernstig gekwetst werden… Zo dan, eerbiedwaardige broeders, staat u voor twee zware verantwoordelijkheden: een eerste heeft betrekking op de geestelijken die het schandaal veroorzaakten en op hun onschuldige slachtoffers, een andere heeft betrekking op de gehele samenleving die stelselmatig door de schandalen bedreigd werd en die er verantwoordelijk voor is… Ik vraag u om u samen met de priesters, die uw medewerkers zijn, en met de leken, na te denken en te reageren met al de middelen waarover u beschikt. Het eerste en belangrijkste middel is het gebed: vurig, nederig en vol vertrouwen. Ik was u nabij in lijden en gebed. Bij de “God van alle troost” beval ik hen aan die slachtoffer waren van seksueel misbruik door priesters of religieuzen. Aangezien de Kerk haar bekommernis voor de slachtoffers toont en ernaar streeft in waarheid en gerechtigheid een antwoord te zoeken voor elk van deze pijnlijke situaties, worden wij allemaal – bewust van de menselijke zwakheid, maar vertrouwend op de helende kracht van de goddelijke genade – geroepen het “Mysterium Crucis” (het mysterie van het kruis) te omhelzen en ons meer in te zetten bij het zoeken naar heiligheid. Die oproep tot gebed is verstrengeld met zijn poging om de schuld te verschuiven naar de seculiere gemeenschap. De belofte van het gebed voor de slachtoffers is echt een reeds lang beoefende tactiek om een afstand te scheppen tussen de geestelijke en de persoon die om hulp of verlichting verzoekt. In dit geval brachten de woorden van de paus de slachtoffers geen verlichting en zijn ze daarom waardeloos. Er bestaat geen traditie of informatiebron in verband met de genezing van wonden veroorzaakt door seksueel misbruik door priesters. Bijgevolg kan men alleen kijken naar de schade en de oorzaken en reageren op elk aspect van het trauma. Het spreekt vanzelf dat gelijk welke therapeut die werkt met slachtoffers zich goed bewust moet zijn van de specifieke aard van seksueel misbruik door geestelijken en door katholieke geestelijken in het bijzonder.
Het eerste reactieniveau zou een antwoord moeten bieden op het zelfvernietigende geloofssysteem van het slachtoffer. De onmiddellijke bekommernis gaat over het beeld dat het slachtoffer van een priester heeft. Hij of zij moet geholpen en gesteund worden om de magische opvatting af te schudden dat de priester op de ene of andere manier de persoonlijke vertegenwoordiger van God of zijn stand-in is. Dat het slachtoffer zich afhankelijk voelt van de priester en van het kerkelijk systeem moet eerst in vraag gesteld worden en dan vervangen worden door een diep geworteld gevoel van persoonlijke spirituele zelfstandigheid. Deze “volwassen spiritualiteit” van de slachtoffer-priester-relatie zal het slachtoffer bevrijden van het misplaatste schuldgevoel dat zovelen belast. Als we het concept priester demythologiseren leidt dat onvermijdelijk tot een nieuw beeld van het begrip God. Dit is wellicht de meest fundamentele en radicale dimensie van het genezingsproces. Hierop scharniert de opvatting van het slachtoffer over Kerk, zonde en zichzelf. Katholieke theologie is geworteld in een theïstische opvatting van de Hogere Macht. God is een bovennatuurlijk, persoonlijk wezen dat zeggenschap uitoefent over alle aspecten van het leven. Het is mogelijk over te stappen naar een notie van God die zich niet leent tot de vergiftigde opvattingen over schuld, lijden, zonde en straf. Die overgang is het gemakkelijkst op het verstandelijke niveau, maar een grotere uitdaging voor het emotionele niveau. Veel slachtoffers zijn zich al te pijnlijk bewust van de persoonlijke verwoesting veroorzaakt door het seksuele misbruik. Toch blijven ze zich schuldig voelen omdat ze een priester ontmaskerden of een kerkelijke afdeling zoals een bisdom dagvaardden. Dit alles is gebaseerd op de irrationele opvatting dat God op een bijzondere manier residentie houdt in het kerkinstituut. Eens een slachtoffer van misbruik begint te aanvaarden dat een Hogere Macht niet oordeelt, niet wraakzuchtig is en niet onder de controle van de gewijde ambtsdragers van de Kerk valt, zal hij of zij in staat zijn het volgende noodzakelijke niveau van genezing te bereiken, namelijk dat van het onderscheid tussen het kerkinstituut en de Hogere Macht. Daarbij zou een ontrafeling horen van de mysterieuze, emotionele banden, evenals van de reacties die verband houden met de relatie van het slachtoffer met het kerkinstituut. Eens dat de verscheidenheid van gevoelens wordt erkend, is het misschien het moment om de historische en leerstellige grondslagen met het verstand te onderzoeken, namelijk de grondslagen voor de beweringen van de Kerk dat ze gesticht werd door God, door Hem gecontroleerd werd via de clerus en dat ze de oorspronkelijke bron is van spirituele geborgenheid. In dit stadium kunnen slachtoffers geholpen worden door het lezen van een of meer boeken die een objectieve en wetenschappelijke uiteenzetting van de traditionele kerkleer verstrekken en van de overlevering over de natuur van de Kerk. Tijdens het onderzoek naar het concept van de Hogere Macht komen ze tot het inzicht dat waarin ze geloofden en wat ze vreesden geen authentieke waarheid was, maar de visie van iemand anders over waar God voor staat. Reactie op het verlies van godsdienst. Dat het slachtoffer woedend is op de Kerk en mogelijk op de godsdienst in het algemeen moet erkend en bevestigd worden als een gezonde reactie op het misbruik. Als het nog niet vooraf gebeurde in het herstelproces zou dit het geschikte moment kunnen zijn om het fundamenteel onderscheid te onderzoeken tussen de georganiseerde godsdienst en spirituele geborgenheid en kracht. De ongezonde overtuiging dat God ontstemd zal zijn als het slachtoffer woede voelt tegenover de Kerk moet vervangen worden door een meer realistische overtuiging dat de religieuze organisatie in feite een beletsel was voor een betrouwbare band met de Hogere Macht. Slachtoffers verlenen spirituele macht aan de zichtbare Kerk, omdat ze werd voorgesteld als de enige weg tot God. De meeste katholieken mogen nooit voorbij een niveau van spirituele en religieuze ontwikkeling komen dan dat van een jonge adolescent. Het herstelproces van seksueel misbruik door geestelijken biedt een unieke kans voor geestelijke rijpheid. Deze rijpheid zal de emotionele geborgenheid bieden die nodig is, welke keuzes de slachtoffers ook maken in verband met de plaats die godsdienst, eredienst of een hogere macht in hun leven innemen.
Bevestiging van de kerkelijke verantwoordelijkheid. Het kerkinstituut heeft tot op heden vermeden verantwoordelijkheid te aanvaarden voor de cultuur van seksueel misbruik door priesters en voor het toedekken ervan. Kerkelijke autoriteiten hebben zich publiekelijk verontschuldigd voor “gemaakte misstappen” en legden de schuld bij anderen, zoals bij de media en de medische wereld. Toch is er nog geen officiële verklaring waaruit een volledig bewustzijn bleek van de oorzaak van seksueel misbruik of van de schade die aan de slachtoffers werd berokkend. Slachtoffers/overlevers moeten de kern onderzoeken van sommige officiële verontschuldigen om dan te komen tot een emotionele en verstandelijke aanvaarding van het feit dat het kerkinstituut en zijn ambtsdragers niet willen, omdat ze niet kunnen, reageren op een manier die volledig bewustzijn en aanvaarde verantwoordelijkheid zou weerspiegelen. Sommige slachtoffers lopen vast in een bijna eindeloos proces bij hun pogingen om de officiële Kerk de enormiteit van haar daden te doen inzien. Ze moeten tot het besef komen dat het narcistische zelfbeeld dat de Kerk heeft, namelijk dat van een perfecte gemeenschap, haar leiders belet te begrijpen dat de verantwoordelijkheid in het wezen van het instituut Katholieke Kerk geworteld is. De verantwoordelijkheid van de Kerk staat in direct verband met het proces waarbij ze katholieken opleidde en vormde, van kindertijd tot volwassenheid. De slachtoffers moeten kunnen inzien dat dit een effectieve pre-conditionering is die niet enkel verband houdt met het ontrafelen van het misbruik zelf, maar ook met de daaruit volgende gevoelens van schuld en schaamte, die een antwoord zijn op de schending van hun lichaam en ziel. Het kernaspect van dit proces is het concept van seksualiteit dat de meeste katholieken zich eigen maakten. De schuld, schaamte en vrees die hiermee verband houden zijn verantwoordelijk voor een groot deel van het trauma na het misbruik. Het herbekijken van het door de Kerk aangereikte seksuele model kan een traag, moeilijk en vaak met angst beladen proces zijn, maar is noodzakelijk om het herstellende slachtoffer te gidsen bij de aanvaarding van een gezondere notie van het begrip seksualiteit. Het vinden van een authentieke spiritualiteit. De meeste door priesters misbruikte slachtoffers waren zich niet bewust van een eigen spiritualiteit, tot die hen werd ontnomen. De eindfase van de genezing betreft de ontdekking en aanvaarding van een authentieke, levengevende spiritualiteit. Het beeld van God of de Hogere Macht krijgt een nieuwe invulling: het alwetende superwezen wordt een bron van kracht en liefde, die niet langer wordt gevormd of beperkt door menselijke opvattingen. De traditionele band met God was te zeer verstrengeld met loyaliteit en gehoorzaamheid aan zijn aardse vertegenwoordigers, die een eigen invulling gaven aan hun ambt. Wanneer die afhankelijkheid wordt losgelaten komt er ruimte vrij voor de overgang naar een spirituele relatie met een Hogere Macht, of zelfs naar een kerkinstituut dat niet langer een bron van pijn, angst en schuld is, maar eerder een meerwaarde geeft aan het leven en voor vreugde en evenwicht zorgt. Deze niet langer giftige spiritualiteit vereist een gezond gevoel van eigenwaarde om te kunnen wortelen en groeien. De weg naar emotionele en spirituele gezondheid is vaak lang, altijd lastig en soms verwarrend. Toch kan het resultaat niet alleen de belofte inhouden van bevrijding van de geestelijke pijn, maar ook de belofte van een hoopvolle toekomst. Een persoonlijke overtuiging Bij het begin van mijn presentatie merkte ik op dat de inhoud ervan gebaseerd is op zowel mijn eigen ervaringen als op de ervaringen van de slachtoffers die ik door de jaren heen heb leren kennen. Ik moet toegeven dat, naarmate ik dieper en dieper betrokken raakte bij het fenomeen van seksueel misbruik door geestelijken, ik een diepe en knagende pijn begon te voelen die fundamenteel spiritueel van aard is. Vanaf de aanvang van mijn ervaringen in het midden en einde van de tachtiger jaren heb ik de wijd verbreide oneerlijkheid en lafheid van de kerkelijke leiders als emotioneel schokkend ervaren. Eerst kon ik niet geloven wat ik dacht te zien en het was enkel met intense emotionele en geestelijke pijn dat ik uiteindelijk de realiteit van wat ik zag kon aanvaarden ... de bisschoppen waren heel erg bekommerd om zichzelf en nauwelijks bezorgd om hun slachtoffers. De radicale ongerijmdheid tussen enerzijds het antwoord van het kerkelijk insituut op het globale fenomeen van seksueel misbruik door geestelijken en aan de slachtoffers en anderzijds de hardnekkige bezorgdheid van de kerk gericht op rechtlijnigheid en dogmatische zuiverheid blijft voor mij een moeilijk te doorgronden mysterie. Na verloop van tijd kon ik niet langer het engagement dat door de officiële kerk werd aangegaan ten opzichte van de helende liefde van Christus verzoenen met hun aanvaarding en het mogelijk maken van een wijd om zich heen grijpende epidemie van verkrachting, seksuele verwoesting en spirituele vernietiging van zovele onschuldige mensen door geestelijken, van diakens tot bisschoppen. Ik kon de leer van de kerk niet langer begrijpen waarin wordt gesteld dat het pauselijk en bischoppelijk ambt een goddelijke origine heeft en daarom met ontzag dient benaderd te worden, terwijl velen van deze ambtsdragers in feite de zielen van onschuldigen vernietigden. De ambten van paus en bisschop waren en zijn zij die het ambt bekleden. De verbeelding wordt zwaar op de proef gesteld als verwacht wordt dat mensen respect hebben voor en geloof hechten aan de episcopale kerkorde, wanneer diegenen die deze kerkorde verpersoonlijken geen levengevers, maar bedrieglijke vernietigers van de geest zijn. In 1984 begon ik mijn opdracht in een gemoedstoestand van angstige ontkenning; ik wenste niet te geloven dat wat ik zag en ervaarde ook echt gebeurde. Na verloop van tijd slaagde ik erin deze ontkenning te verbinden met mijn vertrouwen in het kerkelijke system van geborgenheid. De kerk was mijn verleden, mijn heden, mijn toekomst, zo dacht ik toch. Ik dacht dat mijn vroomheid een onzeker emotioneel antwoord was op rituelen en een vals gevoel van priesterlijke belangrijkheid creëerde, wanneer ik in het centrum van de belangstelling stond tijdens het vieren van de sacramenten. Ik kon de bedrieglijke antwoorden van de leiders van de kerk niet verzoenen met de officiële leer waarin staat dat deze personen de door god gewijde, voorbeschikte uitleggers van Gods wil zijn. Eens die eerste schok veroorzaakt door geïnstutionaliseerde oneerlijkheid verflauwde, begon ik me vragen te stellen over de fundamentele beweringen i.v.m. dogmatische waarheden die we kregen van de kerkelijke autoriteiten Ik begon te twijfelen en geleidelijk aan begon ik ook te twijfelen aan de waarachtigheid van de kerkelijke beweringen over de kracht en de autoriteit van de paus en de bisschoppen, en aan het idee van het opperwezen zoals het door het traditionele Katholicisme wordt voorgesteld. Ondertussen begon ik elk aspect van de kerk kritisch te benaderen ... haar bestuur, de ambten, de sacramenten, de theologie, de morele leer. Ik ervaarde hoe ik teruggreep naar de vele handboeken die ik tijdens mijn periode aan het seminarie niet had weten te doorgronden. Vele van de werken die ik in mijn orthodoxe, klerikale dagen als ketterij had veroordeeld, werden nu door mij gelezen, bestudeerd en overdacht. Ik ontdekte steeds meer aspecten van de kerk en de kerkelijke leer die ik niet in overeenstemming kon brengen met datgene wat volgens mij de fundamentele boodschap van Jezus Christus was. Erg hoog op de lijst stond de angst en de controle die een erg groot deel van de kerk in een vernietigende wurggreep hield. Ik wenste vrij te kunnen denken, mij te kunnen verwonderen, kritisch te kunnen zijn, zonder te worden geconfronteerd met het ondermijnende schuldgevoel dat je door de kerkleiders opgedrongen kreeg wanneer je niet dacht of handelde zoals zij het bevolen hadden. Uiteindelijk moest ik door de diep gewortelde controlemechanismen heen breken en mezelf toelaten om te denken, om me te verwonderen, om kritisch te zijn. Op deze manier kom je niet tot het verwerpen, maar tot het aanvaarden van een groot deel van de christelijke levensgemeenschap die niet verstrikt geraakt is in een ingewikkeld web van ontkenning en verwarring. Ik merkte al snel dat ik niet alleen was in dit proces. Terwijl ik zag hoe mijn eigen religieus systeem verschrompelde, merkte ik dat vele anderen een gelijkaardig proces doorliepen. Ik realiseerde mij dat ik me voor de antwoorden niet tot de kerk, tot de pausen, tot de bisschoppen, tot enig ambtelijk dogma of ambtelijke uitspraken kon richten. Al die vermelde mogelijkheden verdedigden immers slechts de status quo en weerden de confrontatie met gerechtvaardigde kritiek af. Ik was er getuige van hoe trouwe verdedigers van het kerkelijke establishment iedereen die het aandurfde een opinie te vertolken die afweek van de lijn van de gevestigde kerkelijke orde overlaaden werd met minachting en afwijzing. Ik zag hoe leden van “De Stem van de Getrouwen” werden veroordeeld en geïsoleerd door de bisschoppen, enkel omdat ze wensten behandeld te worden als Katholieke volwassenen. Tijdens die hele periode van twijfel en zoeken, merkte ik met toenemende droefenis en woede hoe de officiële kerk het been stijf hield en niet bereid was een eerlijk antwoord, vol christelijke bezorgdheid, te bieden aan de mannen en vrouwen van wie de ziel al zware schade was toegebracht. Zestien jaar geleden raakte ik betrokken bij “the Twelve Step way of life”, een manier van leven in twaalf stappen. Deze methode is de bron van evenwicht, meer nog, de spirituele grondslag van mijn leven geworden. Ik mag eerlijkheidshalve beweren dat wat ik voorheen als spiritualiteit beschouwde slechts een schaduw is van wat nu voor mij “The Real thing”, “Het echte” blijkt te zijn. De enige die ik hiervoor schuldig acht is de kerk, omwille van haar gebrek aan authentieke religieuze bewustwording. Belangrijk is dat ik ontdekte dat spiritualiteit niet iets is dat je leert of een kleed is dat je aantrekt. Het is veel meer een deel van je wezen, net als je huid en je botten. Dat moest ik ontdekken in mijn leven. Via deze twaalf stappen heb ik een beeld van de “Hogere Macht” leren vinden, dat alles weergeeft dat goed is over Jezus Christus. Ik ben opgestaan uit een wereld van schuld, schaamte en angst en terechtgekomen in een nieuwe wereld die helder verlicht wordt door de geest van de Hogere Macht die voor mij gelijk staat met de christelijke liefde. Hoewel sommigen mij beschuldigen van het aanvallen, het verwerpen, het verlaten van mijn geloof, heb ik het gevoel dat die woorden voor mij geen betekenis meer hebben. Het zijn inderdaad de beelden van God en de bepalingen en verklaringen van Zijn aanwezigheid in de geschiedenis en in het leven van mannen en vrouwen die voorgeschreven werden door de kerk die ik heb verlaten. Ik heb geleerd dat ik mijn geloof en mijn inzichten niet kan en niet mag opdringen aan anderen. Meer nog, ik zoek naar het delen van mijn vragen en antwoorden met anderen, in de hoop mij zo te vervolmaken dank zij de zoektochten van anderen. Ik geloof dat de katholieke Kerk bestaat, maar ik geloof niet langer dat een systeem, dat gebaseerd is op alleenheerschappij waaraan adelijke trekjes verbonden zijn, een alles omvattend deel is van een plan gecreëerd door een onzichtbare God die het kerkelijk systeem geïnjecteerd heeft met angst, om zo de mensen in de pas te doen lopen. Ik geloof dat de sacramenten vieringen zijn die vertellen over ontmoetingen met Christus, en geen dus geen magische rituelen waarin een soort van verborgen kracht gespoten werd. Mijn ervaring met priesters en zelfs enkele bisschoppen van wie het leven een weerspiegeling is van de liefdevolle geest van Christus, vertelt me dat de kerk als een geestelijke gemeenschap springlevend is. In feite hebben deze ervaringen mij een kerk getoond die in sterk contrast staat met de kerk die belichaamd wordt door de hierarchische organisatie. Nog aangrijpender dan de lovenswaardige levens van de op Christus lijkende geestelijken zijn de talloze ervaringen met tedere, genereuze en diep gelovige leken, zowel mannen als vrouwen. Door de jaren heen heb ik leren aanvaarden dat de meest autentieke theologie die ik geleerd heb komt van mensen tijdens “12 stappen ontmoetingen” of gewoon van ontmoetingen met christelijke leken. Ik werd geconfronteerd met de meest ontroerende en doodeerlijke uitingen van geloof via het leven van mannen en vrouwen die seksueel misbruikt werden door geestelijken, en ook door de reacties van diegenen die dicht bij de slachtoffers stonden, vooral hun ouders.
Tijdens mijn spirituele zoektocht werd ik vaak geconfronteerd met momenten van leegte, twijfel en wanhoop. Toen ik heel geleidelijk het uit elkaar vallen begon te ervaren van een geloofssysteem gebaseerd op angst, waaraan ik ooit zo gehecht was, ging ik een gevoel van vrijheid te ontdekken in de spirituele antwoorden en de religieuze zekerheid waarnaar mijn vragen me leidden. Mijn hoop is niet gevestigd op kerkelijke personages of structuren en evenmin op regels, gewoonten of rituelen. Mijn hoop is gevestigd op mijn geloof dat de Hogere Macht een echte levengevende en levenondersteunende kracht vol liefde is, en dat alles wat goed, liefdevol en troostend is omtrent dit opperwezen belichaamd wordt door Jezus Christus. Opmerking: In de originele tekst staan 44 verwijzingen naar een uiterst uitgebreide bibliografie, die in deze vertaling werd weggelaten. De originele tekst kan geraadpleegd worden op de site van Richard Sipe, een andere belangrijke activist in de strijd rond het misbruik door priesters. Hij is ex-Benedictijn en doceerde jarenlang aan medische instituten en seminaries. Hij is een autoriteit op het gebied van therapie en schreef na 25 jaar studie een etnografische studie over katholieke priesters. Hij is in tientallen processen over misbruik opgetreden als expert. Zie: http://www.richardsipe.com/Doyle/index.html onder de link: http://www.richardsipe.com/Dialogue/Dialogue-17-2008-08-11.html
De mythe van de valse klachten over pastoraal sexueel machtsmisbruik. Thomas P. Doyle, J.C.D., C.A.D.C. Maart 2007 – Herzien in juli 2008 1. De studie van het John Jay College meldde dat er tussen 1950 en 2004 niet minder dan 10.667 gedocumenteerde aanklachten over pastoraal sexueel machtsmisbruik zijn geweest in de VS. Tot nog toe zijn er geen gelijkaardige studies gemaakt in landen waar op dit ogenblik endemisch misbruik wordt gerapporteerd: Ierland, het V.K., Canada, Australie en new Zeeland. Aangezien algemeen wordt aangenomen dat slechts 30- 35 % van de gevallen worden gerapporteerd, vermoed men daarom dat het feitelijke nummer van pedopriesters veel hoger ligt. 2. Rooms Katholieke gezagsdragers hebben geregeld beweerd dat er een belangrijk aantal valse klachten en beschuldigingen zouden zijn. Zij en de Katholieke Conferenties in diverse staten gebruiken deze bewering in hun strategisch verzet tegen pogingen tot wettelijke hervormingen. 3. Geen enkel bisdom of geen enkele andere bron die beweerde dat er veel valse klachten waren heeft voor deze stelling enig degelijk bewijs geleverd. Er zijn zelfs geen individuele getuigenissen gerapporteerd over valse aanklachten. 4. Sommigen hebben beweerd dat de periode van de bevriezing van de verjaartermijnen in California een vloed van valse klachten heeft veroorzaakt. In feite waren er ongeveer 1200 nieuwe rechtszaken met beschuldigingen van seksueel misbruik in die periode. Daarvan waren er 800-850 gericht tegen tegen een Rooms Katholiek bisdom of tegen een orde. De advocaten van de klagers rapporteerden 3 gevallen van valse klachten. Dat waren dus mensen die beweerden dat ze seksueel misbruikt waren, maar een valse klacht indienden. 5. Er zijn duizenden burgerlijke rechtszaken geweest in de VS alleen sedert 1985. De meerderheid van deze klachten zijn ingediend na 2002. De meeste zijn geeindigd in minnelijke schikkingen, of na overeenkomsten tussen partijen en advocaten. Een belangrijk aantal klachten is verworpen door de rechtbanken. Geen enkel is verworpen wegens een valse beschuldiging. Ze zijn allemaal verworpen wegens verjaring. Dat betekent dat de eiser zijn klacht heeft ingediend buiten de termijn die de wet van de Staat voorschrijft. 6. De meeste en wellicht alle advocaten die indieners van klachten wegens pastoraal misbruik vertegenwoordigen, screenen hun klanten zeer zorgvuldig. Er zijn voorbeelden van advocaten die weigerden bepaalde klanten te verdedigen. In de meerderheid van de gevallen die ik ken was dat omdat de advocaat meende dat de verjaring was ingetreden of dat de bewijslast te ingewikkeld was. 7. Er is een fundamenteel verschil tussen een opzettelijk valse klacht en een klacht die op een vergissing berust. Een valse klacht berust op een bewuste leugen. Een klacht per vergissing is een klacht die achteraf niet op een sexuele daad berustte. Er zijn gevallen bekend waarin mensen geloofden dat ze aangerand waren, terwijl dat geloof uitsluitend gebaseerd leek op fantasie of een volledig subjectieve perceptie. Ik ken een vrouw die er vast van overtuigd was dat een priester haar had misbruikt, tot uitkwam dat ze zich dat had ingebeeld omdat die priester naar haar had gekeken. Er zijn andere gevallen geweest waarbij een toevallige aanraking aangedikt werd, terwijl de aanraking geen sexueel karakter of bedoeling had. In bijna al deze gevallen bleel achteraf dat de klager problemen had met zijn of haar geestelijke of emotionele stabiliteit. 8. Er zijn veel gevallen waarin de aangeklaagde geestelijke alles ontkende of probeerde te minimaliseren. In bijna al deze gevallen kwam, na degelijk onderzoek, vast te staan dat de klacht terecht was. 9. Besluit 10. Er zijn duizenden meldingen van pastoraal misbruik in de V.S. Het gaat over een periode van meer dan 50 jaar. Alhoewel bisschoppen vaak beweren dat er zeer weinig gevallen in hun diocees waren geweest, bleek, eens de dossiers werden onderzocht, dat er al tientallen jaren klachten wegens sexueel misbruik waren. 11. Er zijn bewijsstukken van de 10.667 meldingen die in de studie van het John Jay Centrum zijn vermeld. Sinds de publicatie van deze studie zijn er honderden meldingen nieuwe gevallen uit dezelfde periode bijgekomen. 12. Er zijn bewijsstukken voor ongeveer 20 valse meldingen en meldingen per vergissing voor dezelfde periode. Er is bewijs voor 3 valse klachten op 800-850 klachten uit California. De informatie die in dit memo is vervat is het resultaat van mijn ervaring als expert getuige en consulent sinds 1986. Ik heb persoonlijk gesproken met iedere advocaat in California die klagers vertegenwoordigde. Daarnaast heb ik tientallen advocaten geinterviewd over valse klachten of klachten door vergissingen. Ik ben persoonlijk betrokken geweest bij 8 gevallen waarin de klacht ongegrond werd geacht: drie daarvan waren gebaseerd op oneerlijke verklaringenvan de eisers, de overige waren gebaseerd op vergissingen. originele titel: “THE MYTH OF FALSE CLAIMS AND ACCUSATIONS OF CLERGY SEXUAL ABUSE.” Thomas P. Doyle J.C.D., C.A.D.C. March 2007 –Revised July 2008. zie: http://www.richardsipe.com/Doyle/2008/2008-07-myth_of_false_claims_revised.htm [1] canon: het geheel van kerkelijk erkende Bijbelboeken, heiligen, geloofsartikelen enz. – Van Dale) [2] laïcisering: terugkeer naar de lekenstaat [3] concilie: vergadering van voornamelijk bisschoppen onder leiding van de paus [4] ontologisch: de ontologie betreffend; ontologie: leer van het zijn als zodanig, van de algemene eigenschappen der dingen [5] seculiere media: niet-godsdienstige media [6] proactief: niet reagerend, maar anticiperend [7] cognitief: met betrekking tot het denkproces [8] conditionering: aanleren zeker gedrag te vertonen als reactie op externe prikkels [9] theïstisch: goddelijk; theïsme is de levensbeschouwing die uitgaat van het bestaan van een in de wereld werkende God die als Schepper boven de mens staat [10] ontologisch: de ontologie betreffend; ontologie: leer van het zijn als zodanig, van de algemene eigenschappen der dingen |